Jubileumuitgave
SV Delden 80 jaar
1923 - 2003


Inhoudsopgave

Van de voorzitter
Van de jeugdvoorzitter
( Historie S.V. Delden in vogelvlucht )
Interview ere-voorzitter Ben ter Morsche
Heeft S.V. Delden toekomst?
Het S.V. Delden gevoel

( Foto's: )
( S.V. Deldens oudste en jongste speler )
( Bestuur en jeugdbestuur )
( Junioren S.V. Delden in 2003 )
( Senioren S.V. Delden in 2003 )
( Programma jubileumactiviteiten )


Van de voorzitter

S.V. Delden 80 jaar jong. Een leeftijd waar wij, en dat zijn alle leden van de S.V. Delden, eigenlijk wel een beetje trots op mogen zijn. Want de afgelopen jaren is gebleken dat veel kleine verenigingen het niet konden bolwerken. Veel verenigingen verdwenen van de voetbalkaart door fusies of de poorten werden definitief gesloten. Zelfstandigheid houden wij hoog in het vaandel. Wij zijn trots op onze identiteit en doen het daarom op onze manier. Op het moment van schrijven gaat er een uitnodiging aan onze leden de deur uit voor een bijzondere ledenvergadering. Op het moment dat u dit artikel leest, zal het duidelijk zijn of onze club verrijkt is met een afdeling atletiek. Eén ding moge duidelijk zijn: het mag in geen geval de identiteit van onze club aantasten.

Voor het schrijven van dit stukje heb ik even het 75-jarig jubileumnummer doorgekeken. Opvallend waren de opmerkingen van onder anderen de toenmalige burgemeester, de heer Drost, die over de 'andere club' schrijft, en de heer De Jong, die het namens de KNVB heeft over het bescheiden voetbalniveau van S.V. Delden. Tot op dat moment speelden wij louter in de TVB. In dat betreffende jubileumjaar werden wij kampioen en promoveerden we naar de 4e klasse van de KNVB. De afgelopen vijf jaar hebben we bewezen geen eendagsvlieg te zijn; de 3e klasse was zelfs zeer nabij. Tot op dit moment horen wij gewoon in de 4e klasse en daar mogen we ons kader wel een compliment voor geven. Zij bewijzen wekelijks dat het bij een kleine club heel goed mogelijk is resultaten te halen. Dit komt omdat wij wat anders zijn door samen te werken in onze club waar van aparte 'hokjes' geen sprake is.

Ook viel mij op wat er in een tijdsbestek van vijf jaar allemaal is bereikt. Nieuwe toiletten en bestuurskamer, inrichting van een verzorgingskamer en ruimte voor voetbalkleding. Nieuw meubilair in het clubhuis en de renovatie van de keuken. Met de aanleg van een 4-tegen-4-veld met boarding is een grote wens van onze jeugd in vervulling gegaan. Voortdurend is er aandacht de accommodatie op pijl te houden en er verzorgd uit te laten zien. De 'maandagochtendploeg' vervult daarbij een belangrijke rol. Wekelijks is het onderhoudsteam bezig een klus te klaren. Om dit mogelijk te maken kunnen wij rekenen op de steun van vele sponsoren. Het grote aantal reclameborden rond het veld is daarvan het bewijs. Om de sport betaalbaar te houden is dit broodnodig, want de overheid heeft steeds minder geld over voor sport.

Veel werk wordt verzet door ons nieuwe jeugdkader. We zien dan ook een gestage groei van de welpengroep. Hopelijk kunnen we deze groep aan onze vereniging blijven binden, want steeds meer jongeren vanaf 15 jaar stoppen met sport. Als deze tendens zich voortzet, is dit funest voor de sport en het verenigingsleven. Opvallend is de regelmatige aanwas bij de senioren. Veel ouderen weten de laatste jaren de weg te vinden en het 'Delden-gevoel' te krijgen. Gelukkig blijft het aantal seniorenteams daarmee op peil.

Gelukkig kunnen wij altijd rekenen op een goed en breed kader waarin iedereen maximaal kan presteren. Visitekaartjes zijn ons clubblad dat regelmatig verschijnt en de hoog gewaardeerde internetsite. Tot de actieve commissies behoren ook de activiteitencommissie en de jubileumcommissie. Deze jubileumcommissie is er in geslaagd een bijzonder goed en gevarieerd programma samen te stellen met aansprekende activiteiten voor jong en oud. Met als klapstuk natuurlijk de feestavond. Wij verwachten dat alle leden volop mee zullen doen aan de jubileumactiviteiten en zullen tonen waar een club groot in is.

Jan Vriezekolk


Van de jeugdvoorzitter

Beste leden,

Gaarne wil ik voldoen aan het verzoek van onze actieve jubileumcommissie een bijdrage te leveren aan deze jubileum uitgave.

Op het moment dat ik dit verhaal schrijf denk ik aan twee dingen: aan 80 jaar is niet niks! Maar ook: halen we ons eeuwfeest wel? Natuurlijk, we zijn allemaal in hart en nieren S.V.Delden mensen en... we zijn weer op de goede weg. We hebben het gevoel dat we weer met opbouw bezig zijn! Jammer dat we een paar jaar hebben zitten slapen.

Gelukkig zien we weer veel positieve dingen; we zien zaterdags op de Mors weer een mooi aantal welpen voetballen! Nu en in de toekomst zullen we heel actief moeten blijven om goed kader bij de jeugd te hebben. Ons uitgangspunt moet zijn: Extra aandacht voor elk kind; een gezellige en plezierige sfeer in de groepen blijft van groot belang, ook tijdens de trainingen. We proeven ook bij de jeugd een goede sfeer en dat geeft veel voldoening.

Ook als er niet gevoetbald kan worden zullen we actief zijn in de recreatieve sfeer. In de toekomst zullen we blijven proberen de ouders zo veel mogelijk te betrekken bij het verenigingsgebeuren.

Ik ben heel erg blij dat we een groep zeer actieve jeugdbestuursleden hebben, die veel vrije tijd in hun club steken en steeds weer met nieuwe initiatieven komen!

S.V. Delden 80 jaar! Het is een mooie leeftijd; we hebben een redelijk eerste elftal en wij als jeugdbestuur moeten een belangrijke bijdrage leveren om verjonging in de toekomst mogelijk te maken.

We moeten ons aanpassen aan de tijd van nu, aan het heden en dat is voor iedereen niet gemakkelijk.
Het jeugdbestuur is bezig met een vijfjarenplan met een goede doorlopende trainingsopbouw, maar waarbij het spelplezier primair is. Dit plan wordt in samenwerking met K.N.V.B. opgezet en waarbij de steun van leden onontbeerlijk is.

We spelen op dit moment met zo'n 50 jeugdspelers in de competitie. Dat is te weinig! Daarom is uw steun in de komende jaren hard nodig.

Dus beste sportvrienden: "Vooruit nu die blauw/gelen, jongens zet hem op!!"

Met vriendelijke groet,

Jeugdvoorzitter René Vos


Een duik in het verleden
in gesprek met Ben ter Morsche

“Ik wil wel meewerken aan een interview, maar het moet niet uitdraaien op persoons-verheerlijking.” Vooruit, dat willen we wel beloven. Maar eenmaal in gesprek, blijkt het inlossen van die belofte nog niet zo eenvoudig. Ja, wat wil je ook? We zitten tegenover Ben ter Morsche, de man die bij S.V. Delden maarliefst tweeëntwintig jaar de voorzittershamer heeft gehanteerd. Van 1951 tot en met het vijftigjarig jubileum in 1973. “Achteraf bezien is dat veel te lang natuurlijk. Je roest langzaam vast,” zo beschrijft hij zijn tijd als voorzitter.
Deze ongenuanceerde samenvatting is ons net iets te kort door de bocht. Want ga maar na. Onder zijn voorzitterschap groeide het ledental van S.V. Delden van vijftig tot tweehonderd. Vlak na zijn aantreden hielp hij onze vereniging met de financiering van haar eerste eigen kleedruimte. En bij zijn aftreden, twintig jaar later, kwamen de huidige kleedkamers gereed. Daarmee werd de basis gelegd voor het clubhuis zoals we dat nu kennen.
Persoonsverheerlijking? Het zijn gewoon de feiten. Maar meer nog dan naar de feiten, zijn we benieuwd naar de verhalen erbij. Om die reden zijn we voor dit jubileum-clubblad om tafel gaan zitten met Ben ter Morsche. Een greep uit zijn herinneringen. Een duik in het verleden.

door Jan Holterman

“Ik ben begonnen met voetballen op elfjarige leeftijd. Dat was in 1939,” aldus Ben, die op 24 maart 75 jaar is geworden, en daarmee slechts vijf jaar jonger is dan onze vereniging. “Ik werd lid van S.V. Delden natuurlijk, want Rood Zwart was voor de katholieken.”

“Van onze school was ik de enige die op voetbal zat. Ik weet nog dat de meester ons vroeg of we moeilijke woorden kenden. In die tijd was het zo dat je als lid van de vereniging een kaartje kreeg thuisbezorgd, met daarop de uitnodiging voor de volgende wedstrijd. Op dat kaartje stond ook dat je je moest afmelden, bij ‘eventuele verhindering’. Natuurlijk wist ik wel wat dat betekende, maar ik deed net alsof ik dat moeilijke woorden vond. Dus ik met dat kaartje naar de meester toe. Zo kon ik in de klas mooi laten zien dat ik lid was van S.V. Delden. Kun je nagaan, hoe trots ik was.”

“In 1939 hadden we maar één junioren-elftal, een A-elftal. Samen met Gerrit Wold was ik de jongste. We speelden temidden van jongens van zestien, zeventien jaar. Nu moet ik wel zeggen dat ik dat eerste jaar niet zoveel wedstrijden heb gespeeld, hoor. Het jaar daarop brak de oorlog uit. Lang heb ik dus niet in de jeugd kunnen spelen.”
“In 1946, toen de oorlog voorbij was, kwam Gerrit Kamp aan mijn ouders vragen of ‘Bennie weer mocht voetballen’. Maar nu in het eerste elftal. Voor zover ik weet ben ik meteen keeper geworden.”
“Ik herinner me de eerste wedstrijd nog wel. Uit naar Boekelo. Voor die trip hebben we eenmalig gebruik gemaakt van de vrachtwagen van Gerrit ter Braak, van het gelijknamige café, heel bekend destijds. Achter op die vrachtwagen stonden een paar banken, dat ging mooi. Alle andere uitwedstrijden bezochten we natuurlijk met de fiets.”

“Keepen was in die jaren bepaald geen eenvoudige opgave. Keepershandschoenen had je niet. In plaats daarvan heb ik een aantal jaar gekeept met handschoenen uit het Duitse leger. Die hadden we gevonden in Duitse boten die in het kanaal lagen en na de bevrijding werden geplunderd. Net als de andere kleding die in die boten lag, kwamen die handschoenen dus goed van pas.”
“Trainen deden we één keer in de week, op de vrijdagavond. Jan Kempers, die werkte bij de IJsselcentrale, had de verlichting geregeld. Maar die oude leren ballen zag je desondanks erg slecht. Witte ballen waren er nog niet. Daarom hebben we een keer een emmer wegenverf gehaald en alle ballen voor de training wit geverfd. Het voordeel was dat je ze beter zag. Het nadeel was dat die ballen door die verf hartstikke glad waren geworden.” 

“Voetbal in die tijd beleefden we heel anders dan nu. Je moet je voorstellen dat je nog geen disco’s had, of dat soort dingen. Voetbal was echt een belevenis. De spelers waren er dan ook altijd allemaal. De onderlinge band was heel hecht, de saamhorigheid was heel groot.”
“Een mooi voorbeeld daarvan is Siem Kops. Dat was een zwager van Ab Eshuis, die twee keer trainer is geweest bij S.V. Delden. Siem was een heel goede voetballer. Hij woonde in Hengelo, maar hij werkte in Den Haag. Als hij daar op vrijdag van terugkwam, stond Mans Kruidbosch, een andere speler, hem op te wachten. Die had een koffertje bij zich met daarin de voetbalspullen van Siem. Met de motor gingen ze dan direct naar De Mors, om te trainen. Na afloop van de training was er nog een bespreking, waar iedereen bij aanwezig was. Pas daarna ging Siem naar huis. En dat terwijl hij zijn vrouw Riek een week niet had gezien.”

“Wat het keepen betreft: dat heb ik gedaan tot 1966. In december van dat jaar ging het mis, uit bij Tubantia. Ik wilde meedraaien met een speler die me dreigde te passeren. Mijn lichaam draaide ook wel, maar mijn voet bleef in het zand staan. Ik had schoenen met van die lange leren noppen eronder. Mijn enkel was gebroken én uit de kom. Ik wist meteen dat het afgelopen was.”
“Ik herinner het me nog goed. Het was zondags voor kerst, en erg koud. Maar van een warming-up hadden we nog nooit gehoord in die tijd. We gingen met de fiets naar Hengelo. Daar aangekomen kregen we vlak voor de wedstrijd nog even de boodschap mee van trainer Jan de Kok, en hup, zo de wei in.”
“Na dat ongeluk kwam er twee keer een auto het veld op. Eerst een zwart-wit volkswagentje: de politie. Om te zien of er kwade opzet in het spel was, maar dat was dus niet het geval. Later kwam de wagen van het rode kruis. Die bracht me naar het ziekenhuis. Jan, ons zoontje, zag papa later thuiskomen ‘op een bed met wieltjes’. Einde keeperscarrière.”

“Na dat ongeluk ben ik nog wel volop actief gebleven bij de vereniging. Behalve keeper was ik immers ook voorzitter, en dat heb ik nog een hele tijd volgehouden.”
“Mijn officiële entree in het bestuur was op 20 augustus 1948. Ik volgde Gerrit Hofhuis op als secretaris, na eerst een maand tweede secretaris te zijn geweest.”
“Toen ik in het bestuur kwam, hadden we zo’n beetje elk jaar een andere voorzitter. In het seizoen ’50-’51 was het Hendrik Dijkman. Aan het eind van dat seizoen opende Rood Zwart het veld aan de Goorsestraat. Als zustervereniging speelden wij daar de openingswedstrijd. Voor aanvang van die wedstrijd zouden wij een bal aanbieden, met geel-blauwe en rood-zwarte linten. Maar Hendrik had een broertje dood aan spreken in het openbaar.”
“Ik weet nog dat we bij Delden, juist in die tijd, een put hadden moeten graven waaruit we later met de hand water moesten pompen, zodat we ons na een wedstrijd konden wassen. Op een bestuursvergadering zei Hendrik: ‘Ik graaf nog liever drie putten erbij dan dat ik daar bij Rood Zwart drie minuten moet staan praten.’ En omdat niemand anders in het bestuur dat wilde doen, heb ik me daarvoor toen maar aangeboden. Niet dat ik zo’n prater was, maar ik kón het wel.”
“Daarna wist de rest van het bestuur: ‘Bennie kan lullen.’ In de eerstvolgende jaarvergadering ben ik toen tot voorzitter benoemd. Daarmee kwam een eind aan al die voorzitterswisselingen. Ik ben voorzitter gebleven tot en met het 50-jarig jubileum, in 1973. Toen moest ik het op doktersadvies wat rustiger aan gaan doen. Guus Bloeming, penningmeester destijds, volgde mij op.”

Leden van S.V. Delden nemen deel aan een optocht door het centrum van Delden.
Op de voorgrond keeper en voorzitter Ben ter Morsche.
Links achter hem loopt Gerrit Seppenwoolde, die later ook jarenlang voorzitter van onze vereniging zou zijn.

“Al met al ben ik dus tweeëntwintig jaar achtereen voorzitter geweest. Veel te lang natuurlijk, achteraf bezien. Je roest langzaam vast. Maar ik kijk met heel veel plezier terug op het voorzitterschap. We hebben in die tijd heel wat gerealiseerd. Vlak na mijn aantreden werd bijvoorbeeld het hele veld gerenoveerd. Dat was nog op de ‘oude Mors’, op de plek waar nu de schietvereniging zit. De thee in de rust haalden we altijd bij café ‘De Groene Brug’, van de familie Fluttert.”
“In 1953 werd het veld heropend, met een eigen kleedruimte erbij. Die kleedkamers hebben we gekocht voor achthonderd gulden, een bedrag dat ik destijds voor de vereniging heb voorgeschoten.”

“Over de sportieve prestaties valt ook van alles te vertellen. In het seizoen ’53-’54, het jaar nadat het veld was opgeknapt, werden we kampioen van de derde klasse. Het eerste kampioenschap dat ik heb meegemaakt.”
“In 1957 werden we kampioen van de tweede klasse. In dat elftal zat toen ook Gerrit Seppenwoolde, die zoals bekend ook lange tijd bij onze vereniging voorzitter is geweest, na Guus Bloeming. Voor het kampioenschap moesten we twee wedstrijden voetballen tegen GSV uit Glane. De uitwedstrijd hadden we gewonnen, en dus hadden we thuis aan een gelijkspel genoeg. De voorbereidingen voor het kampioensfeest bij De Groene Brug waren al getroffen. Daar stonden de aardappelen al bijna op het vuur. Gerrit Fluttert zelf stond op de uitkijk. Alleen... tot ver in de tweede helft stond het 1-2 voor GSV. Zo’n tien minuten voor tijd mocht Mans Kruidbosch halverwege de helft van GSV ingooien. Uit die inworp nam ‘Seppie’ de bal in één keer vol op slof. Pats, in de hoek. Iedereen was door het dolle heen. En Gerrit Fluttert kon eindelijk de aardappelen opzetten.”

“De verhuizing van de ‘oude Mors’ naar de ‘nieuwe Mors’, het huidige complex, vond plaats aan het eind van mijn periode als voorzitter. De bouw van de kleedkamers stond onder leiding van een vierman-schap, bestaande uit het dagelijks bestuur destijds – Gerrit Pelle, Guus Bloeming en ik – aangevuld met ‘bouwpastoor’ Jan Berghuis. Jan nam het leeuwendeel van de bouw voor zijn rekening. Hij zorgde voor het materiaal, voor de hele organisatie, alles. Zonder hem was het niet gelukt, absoluut niet. Hij was er bij wijze van spreken zowat dag en nacht mee bezig. Om een voorbeeld te geven: op een gegeven moment had de vrouw van Jan thuis iets met de geiser, die deed het niet goed. Omdat ik zelf, even ervoor, bij ons thuis hetzelfde probleem had gehad, heb ik dat bij Berghuis toen ook opgelost. Jan had geen tijd om er naar te kijken, die was veel te druk bij Delden.”
“In het oorspronkelijke bouwplan waren trouwens alleen de kleedkamers voorzien, met een kleine keuken en met wc’s op de plek waar ze tot een paar jaar geleden nog steeds zaten. Die plek was met opzet zo gekozen, omdat we al wel rekening hadden gehouden met de mogelijkheid om er een kantine bij aan te bouwen. Toen de kleedkamers in 1973 klaar waren, besloot Jan Berghuis meteen door te gaan met het bouwen van de kantine. In 1974 werd die geopend.”
“Er was alleen wel een probleempje met die kantine. De kleedkamers waren namelijk 2 meter 20 hoog. En een horeca-gelegenheid diende 2 meter 40 hoog te zijn. Maar van de gemeente mochten we niet hoger bouwen dan de kleedkamers. Je kunt nu nog steeds zien hoe we dat opgelost hebben: we zijn met de hele kantine een eindje de grond in gegaan.”

“Over de diverse jubilea die we met de vereniging inmiddels achter ons hebben liggen, kan ik ook nog wel wat aardigs vertellen, met name over de bekostiging van de festiviteiten. Bij het 40-jarig jubileum hebben we ervoor gezorgd dat er een kermis kwam bij ‘Het Hoogspel’. De kermisexploitant betaalde ons een bepaald bedrag, en de opbrengst van de kermis was dan voor hem. Behalve dat geld, bood die man ons aan om de kermis af te sluiten met vuurwerk. Daarvoor had ik goedkeuring gevraagd bij de gemeente en bij de rentmeester van Twickel, de eigenaar van de grond.”
“Alles was prima. Hartstikke mooi vuurwerk. Terwijl we dat spektakel aanschouwen, komt er opeens een politieagent aan. Het hoofd van de politie liet weten dat het vuurwerk onmiddellijk moest stoppen. En dat terwijl ik zeker wist dat ik alles goed geregeld had, wat de vergunningen betreft. Dus heb ik hem gezegd dat het vuurwerk gewoon door zou gaan. Wat wil je? Heel Delden had zich verzameld bij die kermis.”

“In de week daarna bleek wat er aan de hand was geweest. De rentmeester van Twickel was vergeten de barones in te lichten over het vuurwerk, en die was zich kapot geschrokken. Bang dat de oorlog weer was uitgebroken. De barones bedacht zich geen moment, belde – ‘ons kent ons’ – de burgemeester, en die beloofde haar meteen dat er een eind gemaakt zou worden aan het vuurwerk. Daar lag de fout dus. Later hebben ze me daarvoor nog wel excuses aangeboden.”

“In 1973 bestond de vereniging 50 jaar. Het was tevens mijn laatste jaar als voorzitter. Op de feestavond ter gelegenheid van het jubileum ben ik benoemd tot erelid van de vereniging. Tien jaar later zou ik zelfs worden benoemd tot erevoorzitter. Van het 50-jarig jubileum heb ik nog een heel aardige foto. Alle bestuursleden staan erop, samen met de vrouwen. Ook buiten de vereniging gingen we veel met elkaar om.”

“Bij het 60-jarig jubileum, in 1983, was ik voorzitter van de jubileumcommissie. In juni van dat jaar hadden we een feestavond, met een revue door de eigen leden. Om dat te financieren hadden we drie maanden daarvoor twee keer een optreden geregeld van ‘De Wierdense Revue’: ‘Graats, Dieka en Moo’ waren hartstikke bekend. Het werd een enorm succes. Beide keren dik vijfhonderd man publiek in ‘Het Wapen van Delden’. De netto opbrengst was meer dan zesduizend gulden, een geweldig bedrag.”

“De laatste jaren ben ik bij Delden bewust minder gaan doen. Bij het 70-jarig en het 75-jarig bestaan heb ik nog wel deel uit gemaakt van de jubileumcommissie. Vorig jaar ben ik gevraagd Jan Brinkcate te helpen met allerlei activiteiten die met sponsoring te maken hebben. Samen met Jan, die hierin al jaren zeer actief is, vorm ik de sponsorcommissie. Dat is het enige wat ik nu nog bij Delden doe.”
“Heel af en toe bezoek ik nog wel eens een wedstrijd van het eerste elftal. Het is al lang niet meer zo dat ik langs de lijn iedereen ken. Heel veel mensen uit mijn tijd zijn natuurlijk al overleden. Sommige jongens van nu ken ik enkel omdat ik met hun vader of zelfs hun opa heb gevoetbald. Wat dat betreft vind ik het nog steeds jammer dat onze zoon Jan nooit is gaan voetballen.”

“Maar goed. Ondanks het feit dat ik tegenwoordig in Hengelo woon, en niet meer zo vaak op De Mors te vinden ben, voel ik me nog altijd wel heel erg betrokken bij S.V. Delden. De vereniging ligt me na aan het hart, dat zal niemand verbazen. Ik ben nu eenmaal een ‘Delden-man’. Dat zal ook wel altijd zo blijven.”


“Heeft S.V. Delden toekomst?”

In het kader van ons 80-jarig jubileum hebben wij deze vraag voorgelegd aan twee oudere en twee jongere leden van onze vereniging. De deelnemers aan deze discussie waren:
Gerrit Dijkman: vroeger spits in het eerste en thans leider van ons eerste elftal.
Gerrit Paskamp: vroeger speler van ons eerste, later clubscheidsrechter en nu lid van de adiviteitencommissie.
Arjan Laarhuis: vroeger jeugdspeler, later lid van het jeugdbestuur en leider en nu clubscheidsrechter.
Marc Brinkcate: speler van ons huidige eerste elftal en lid van het jeugdbestuur.

De vraag, die de deelnemers aan deze discussie kregen voorgelegd was: Heeft S.V.Delden nog toekomst? Spoedig barstte de discussie in alle hevigheid los. Zo is Gerrit Paskamp van mening, dat de oudere jeugd binnenkort niet meer op zaterdagmiddag zal spelen maar doordeweeks op een avond. De jeugd wil op zaterdag hun zakgeld aanvullen door op zaterdag te gaan werken. Hij vindt de discotheken de moordenaars van de jeugd. Ook gooit hij de vraag op tafel: wat is de kracht van je eigen vereniging.

Marc Brinkcate vraagt zich af hoe het verder moet met het eerste elftal, als de aanvoer vanuit de jeugd stokt. Enkele spelers hebben niet lang meer in het eerste te gaan. Arjan Laarhuis stelt vast, dat de vereniging de oudere jeugd mist. Wel moet je de vraag stellen: wat wil de vereniging zelf? Deze vraag zal moeten worden gesteld op de jaarvergadering. Als er vanuit de jeugd geen geschikte spelers zijn voor het eerste, dan is degraderen misschien beter. Want als er minder talent is, degradeer je automatisch. Dat wil niet zeggen, dat de club dan niet meer levensvatbaar is. Ook bij degradatie heeft een club bestaansrecht. Ook is hij van mening, dat bestuursleden niet te lang hun positie moeten bekleden. Want wanneer je te lang blijft, gaan mensen zich ergeren aan je en is het vaak ook andersom. Om dit te voorkomen, moetje niet te lang op een stoel blijven kleven.

Gerrit Paskamp ziet de toekomst ietwat somber in. Zo voorspelt hij, dat er binnen niet al te lange tijd onze vereniging nog maar over één veld zal kunnen beschikken. Weliswaar een kunstgrasveld, maar toch. Hij herhaalt het nog eens, de jeugd zal op een doordeweekse avond hun wedstrijden gaan afwerken. Hij denkt dat de gemeente "Hof van Twente" hiertoe zal overgaan om tot kostenbesparing te komen. Het onderhouden van de grasvelden is duur. De aanschaf van een kunstgrasveld is weliswaar hoog, maar nadien hoeft men er geen tot weinig onderhoud aan te verrichten, zodat daarop bespaard kan worden. Ook heeft een kunstgrasveld tot voordeel, dat je er altijd op kunt spelen onder alle weersomstandigheden. Door de aanschaf van een kunstgrasveld is er minder grond nodig, die door de gemeente weer voor andere zaken kan worden gebruikt. In de ogen van Gerrit kun je dan ook makkelijker overgaan tot de aanleg van één groot sportcomplex, waarop alles verenigd is.

Marc Brinkcate meldt terloops, dat met verenigingen uit de buurt afspraken zijn gemaakt voor een welpencompetitie buiten de K.N.V.B. om. Hierop werd positief gereageerd. Verenigingen die hebben toegezegd zijn o.a. Bomerbroek, T.V.O. en Bentelo. Met instemming werd deze mededeling begroet en is men van mening, dat dit een goede zaak is.

Gerrit Dijkman laat weten, dat hij de toekomst niet zwaar inziet. Vele verenigingen willen steeds hoger en hoger spelen, vaak tegen de verdrukking in. In 6 jaar is het eerste van onze vereniging twee maal gepromoveerd. Door de druk om steeds maar weer te moeten presteren, gaan de spelers verkrampt spelen. Ook wordt er teveel druk op de spelers gelegd door de trainer. Je moet niet vergeten, zo voegt hij eraan toe, trainers zijn maar passanten, die na een jaar of twee, drie, de vereniging weer verlaten. Hij ziet genoeg toekomst voor onze vereniging, maar dan moeten de jongeren binnen onze vereniging meer willen dan alleen spelen.

Arjan Laarhuis antwoordt hierop, dat het belangrijk is, wat de leden hierover denken. Willen zij ondanks alles prestaties, dan wordt je automatisch een prestatievereniging. Als je op het moment geen oudere jeugd hebt wil nog niet zeggen dat je negativisme moet uitstralen. Een groot punt in het voordeel van onze vereniging vindt hij, dat het woord gezelligheid, en dan gespeld met een hoofdletter, er vanaf straalt. Overal waar je komt, of het nu voor de bar is of je bent in de bestuurskamer, de gezelligheid en de onderlinge vriendschap waait je tegemoet.

Gerrit Dijkman wil graag, dat de jeugd absolute voorrang krijgt met alles, ook financieel.

De afgemene conclusie van alle vier deelnemers luidt positief. Ja, er is voldoende toekomst voor onze vereniging, maar dan zullen er meerderen en dan vooral de spefers van het eerste zich meer voor de jeugd moeten inzetten door als trainer, leider, enz. actief te worden. Ook zal er steeds voldoende doorstroming moeten zijn binnen het jeugdbestuur. Kortom: S.V. Delden heeft de toekomst in eigen hand.


Het S.V. Delden gevoel
eerst gezelligheid, dan komen de prestaties

Als je als bezoeker bij een vereniging komt, heeft iedereen wel een bepaalde mening over die club. Zoals: Leuke mensen, sportieve ploeg, leuke sfeer of rommelig en een wat misplaatste 'air'.

De redactie van 'n Möspraot leek het ter gelegenheid van deze speciale jubileumuitgave interessant om met enkele clubmensen van gedachten te wisselen over hun eigen verenigingsgevoel. We zitten bijeen met Sander Prinsen, speler van het derde elftal, voorzitter Jan Vriezekolk, en Hans Klumpers en Gerrit Seppenwoolde, beide o.a. redactieleden van 'n Möspraot.

Identiteit
Gerrit: Iedere speler of supporter heeft een bepaalde mening of gevoel over een club. Waar Iet je daarbij op ?
Hans: Als je vaker tegen een team speelt, leer je de mensen, de spelers, de club beter kennen. Dat gevoel wordt door de jaren heen versterkt.
Sander vindt ook dat een goede accommodatie een belangrijke rol speelt. Leuke schone kleedkamers en fijne douches zijn een visitekaartje. Die oude authentieke kleedkamers van Unisson in Boekelo vind ik prachtig.
Hans wijst op de invloed van een gezellig clubhuis. Een clubhuis moet een huiskamergevoel uitstralen. Ons eigen clubhuis is daar een goed voorbeeld van.
Gerrit: Een groot en vaak hoog clublokaal kunnen we misschien beter kantine noemen

Jullie conclusie is dus dat je als bestuurder door de juiste accommodatieverbeteringen aan te brengen wel degelijk het beeld van je club positief kunt beinvloeden.

Clubgevoel
Jan: Inderdaad maar het zijn toch de mensen die de club maken! Dat clubgevoel is van groot belang.
Hans: Je vergroeit met zo'n club, het is een hechtingsproces.
Sander: Je wilt ergens bijhoren. de negatieve dingen van je club ga wegdrukken. het is een sociaal gevoel.
Gerrit: Gezelligheid en gemoedelijkheid is een proces dat ontstaat, je kunt het niet opleggen. Verantwoordelijke bestuurders kunnen wel een positieve invloed uitoefenen.
Hans: Het is toch prachtig dat de afstand tussen bestuurders, trainers, leden en supporters zo klein is en de sfeer zo ongedwongen.
Sander : Het valt mij op dat bij onze club de nadruk op het presteren niet zo duidelijk aanwezig is. Ook het 1e elftal zal niet een team van "killers" worden. De gezelligheid staat met hoofdletters geschreven in het blauw/gele vaandel! Onze elftallen winnen weinig toernooien.
Gerrit: De saamhorigheid is ook groot tussen de elftallen. Er zijn geen verschillen in rangorde.
Jan: We kennen geen misplaatste arrogantie, geen vaste plaatsen aan de bar of gereserveerde tafels voor het eerste elftal.
Gerrit: Het eerste wat eerste elftalspelers zondagsmiddags doen als ze het clubhuis betreden is informeren naar de resultaten van andere elftallen. Is dat het wij-gevoel?
Hans: Ook bij de jeugd tref je diezelfde gezelligheid. Er is geen naijver.

Aandachtspunten
Gerrit: Naast al deze positieve zaken zijn er ongetwijfeld ook wel enkele aandachtspunten te noemen.
Hans: Uiteraard! Het aantal jeugd leden is onvoldoende. Daar zullen we hard aan moeten werken!
Sander: Je kunt o.a. merken dat de openbare basisschool Vossenoord is opgeheven. Alles wat daar vroeger benen had, kwam bij ons voetballen!
Jan: Ons jeugd bestuur werkt heel hard om daar verandering in aan te brengen. We zijn op de goede weg, maar we zullen ook in de toekomst de accenten op de jeugd moeten blijven leggen.
Sander: Mag ik nog een paar punten noemen? Renovatie van onze kleedlokalen is na alle mooie verbouwingen van de laatste jaren een eerste vereiste! Hoewel: Er is altijd wel een douche die niet werkt en ook dat heeft zijn charme...
Eén ding zit me nog dwars: We hebben géén echte gehaktballen! Mijn oproep is: 'Bestuur, voer de ronde naar-gehaktbal-smakende bal+jus weer in !!
Niemand spreekt Sander tegen. Blijkbaar gaat ook de clubliefde door de maag!

Grote vereniging
Gerrit: We hebben met elkaar gesproken over het S.V. Delden gevoel, het wij-gevoel. Speelt de grootte van de club hierbij een rol?
Hans: Qua gemoedelijkheid wel, de lijnen zijn korter er is hier geen afstand tussen leidinggevenden en andere leden
Jan: Bij grote verenigingen zie je vaak dat men zich verschuilt achter iedereen.

Fusie
Gerrit: Het woord fusie is een gevleugeld en beladen woord. Fusies van bedrijven, fusies van gemeentes, fusies van verenigingen, er worden hele discussies aan gewijd. Zien jullie bij een eventuele fusie tussen verenigingen grote problemen wat betreft ons gesprekspunt?
Iedereen beantwoordt deze vraag met een hartgrondig "Ja!"
Sander : Een fusie betekent dat twee identiteiten teruggebracht worden naar één identiteit!
Jan: De grootste van de deelnemers in de fusie bepaalt vaak de nieuwe identiteit!
Allen: Bij een fusie zal ons S.V. Delden gevoel verdwijnen en... dit geweldige positieve clubgevoel moeten we ook na 80 jaar, nu en in de toekomst blijven koesteren!!